Topman Unilever woedend op president Frankrijk


Over een botsing tussen twee werelden

Deze week verscheen in de Volkskrant een artikel waarin Unilevers topman Paul Polman woedend reageert op het verzoek van François Hollande om het theemerk Éléphant weg te geven aan hun voormalige theepakkerij in Marseille. Deze theepakkerij is 2 jaar geleden door Unilever gesloten. De voormalige werknemers willen de theepakkerij doorstarten en hebben daar dit merk voor nodig. Polman vergelijkt deze ‘vraag’ van de Franse president met het beleid in landen als Cuba en Noord-Korea waar merken niet worden beschermd. Bovendien wijst hij er fijntjes op dat als Frankrijk zijn eigen wetten niet respecteert ‘dat gevaar oplevert voor het niveau van buitenlandse investeringen in het land’.

De reactie van Polman is begrijpelijk vanuit het perspectief van Unilever gezien. Het eigendom van de merken is een bouwsteen van de multinational. Het zorgvuldig opgebouwde imago van een merk weggeven is een doodzonde in het economische model waarin zij opereren. Dat economische model dicteert dat het rendement voor de aandeelhouders maximaal moet zijn. Het dominante sentiment van aandeelhouders is het hoogste rendement halen, waar ter wereld dat dan ook is. Zij zijn niet aan grenzen gebonden. Om die reden sluiten multinationals fabrieken op locaties die te duur zijn en investeren vervolgens in nieuwe fabrieken waar het kostentechnisch interessanter is. Polman verwijst zelf naar het investeren van 20 miljoen euro in een nieuwe fabriek om Prodent te produceren in het Franse Compiègne. Een fabriek die eerst in Nederland is gesloten. Dit economisch ‘oogsten’ van kennis en arbeidspotentieel op basis van kosten in verschillende landen en op verschillende continenten is normaal gedrag geworden voor multinationals. Economisch gezien is het meest interessante verdienmodel om de producten in landen met de laagste kosten te laten produceren en in landen met de hoogste welvaart (dus de hoogste prijzen) te verkopen.

François Hollande daarentegen heeft wél met grenzen te maken. Zijn perspectief is Frankrijk, waar de mensen wonen en werken die hem hebben verkozen. En als de werkgelegenheid van die mensen verdwijnt raakt dat rechtstreeks zijn ‘aandeelhouders’. Die reizen niet mee over de hele wereld met hun werk. Die hebben hun bestaan in Frankrijk. En als zij werkloos zijn en blijven raakt dat rechtstreeks de verantwoordelijkheid van de Franse overheid. Die blijft namelijk altijd (mede) verantwoordelijk voor het wel en wee van alle Fransen. François Hollande is net zo geografisch gebonden als de werknemers. Ongeacht hun politieke gezindheid zullen alle politici aan de wetten van dit systeem moeten voldoen, anders verliezen zij hun legitimiteit en worden niet meer verkozen.

Daarom is deze botsing tussen Frankrijk en Unilever zo interessant. François Hollande doorbreekt namelijk de tot nu toe gehanteerde spelregels. Namelijk dat de regels van het spel multinationals in staat stellen hun globale economische spel te spelen zonder noemenswaardige hindernissen. De wetten van de landen waarin zij opereren garanderen namelijk hun belangrijkste bezittingen, in dit geval het merk. Sterker nog, er wordt openlijk een weinig subtiel verleidingsspel gespeeld door landen om zoveel mogelijk werkgelegenheid binnen te halen door multinationals allerlei voordelen te bieden. Dat multinationals hier dankbaar gebruik van maken spreekt voor zich. Stel je voor dat meer landen dit spel gaan doorbreken. Dat zet het hele verdienmodel en daarmee bestaansrecht van multinationals op de tocht. Dat verklaart ook de ongekend felle reactie van de topman van Unilever.

Beiden trekken zich met hun reacties maximaal terug in hun eigen ‘wereld’. En daarmee wordt de frictie tussen deze twee verschillende ‘werelden’ opeens duidelijk zichtbaar. Een frictie die in Europa, gezien de crisis, nog wel vaker gaat optreden. Tot nu toe werden aandeelhouders rijker en steeg de welvaart van de mensen. Nu de aandeelhouders geld verliezen en de welvaart daalt in plaats van toeneemt worden deze tegengestelde belangen scherper zichtbaar. Ook in Nederland zien we hiervan de voortekenen. Zowel in de politiek waar de polarisatie is toegenomen, als in het bedrijfsleven. Recent is er vanuit de HR-directeuren van de 10 grootste ondernemingen in Nederland overleg gevoerd met ondermeer de vakorganisaties hoe de rust en stabiliteit van het poldermodel kunnen worden hersteld. Een duidelijke indicatie dat deze HR-directeuren voelen dat de balans zoek is.

Waar de leiding van multinationals, politici, vakorganisaties en HR-directeuren burgers en werknemers meestal leiden en begeleiden bij veranderingen, zijn zij nu zelf onderwerp van de verandering. Ik ben benieuwd of en hoe zij erin slagen om een nieuwe ‘wereld’ te vormen waarin een goede balans aanwezig is tussen de verschillende belangen. Één ding weet ik zeker, die balans zal er anders uit zien dan nu.